Buitenlandse investeringen en economische groei (COLUMN)

1
17

investments index

Istanbul/Peter Edel (COLUMN) – In mijn vorige artikel schreef ik dat de buitenlandse investeringen in Turkije onder druk kunnen komen te staan wanneer een nieuwe wet wordt aangenomen die de mogelijkheden van de overheid uitbreidt om ondernemingen onder beheer te plaatsen.

Een dag later verscheen het nieuws dat Turkije in 2015 36 procent meer buitenlandse investeringen binnenhaalde dat het voorgaande jaar. Daarmee steeg Turkije op de rangschikking in dit verband van de 22e naar 20e plaats.

Het valt dus nogal mee met de buitenlandse investeringen. Het lijkt de goede kant op te gaan, waarmee zorgen over die nieuwe wet achteraf beschouwd wellicht misplaatst overkomen. Dit vraagt om een nadere toelichting.

Groei

Laten we beginnen met de verhouding tussen de toename van buitenlandse investeringen en de groei van de economie. Meer investeringen leiden tot meer groei, zou je zeggen, maar zo simpel ligt het niet.

Van 2002, het jaar waarin de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) aan de macht kwam, tot 2014 werd voor 148,2 miljard dollar vanuit het buitenland in Turkije geïnvesteerd. Over dezelfde periode bedroeg de gemiddelde groei van de economie 4,7 procent.

Van 1950 tot 2002 kwam slechts voor 5,1 miljard dollar naar Turkije. Bovendien werd het land in die vijf decennia getroffen door de ene na de andere economische crisis, alsmede door verschillende militaire staatsgrepen, waar de economie evenmin door bevorderd werd. Toch bedroeg de gemiddelde groei over die jaren 5,1 procent.

De AKP schermt graag met de groei van de economie om haar presteren te benadrukken, maar met een lagere gemiddelde groei dan in de voorafgaande 52 jaar gaat dat dus niet op. Daarmee is de vraag over de oorzaak van de relatief lage groei in verhouding tot de sterk genomen buitenlandse investeringen echter nog niet beantwoord.

Productief/non-productief

Er zijn productieve en non-productieve investeringen. Tot de laatstgenoemde worden bijvoorbeeld investeringen in de handel- en onroerend goedsector gerekend. Productieve investeringen richten zich op de industrie.

Turkije kreeg er de laatste jaren veel nieuwe buitenlandse ondernemingen bij. In 2010 waren het er nog 25.000, maar dit jaar liep het aantal op tot 49.095. Daarvan zijn er 17.905 in de handel betrokken. Veelal gaat het dan om kleine bedrijfjes, die begonnen zijn door Irakezen of Syriërs, dan wel een andere achtergrond in het Midden-Oosten kennen. Het aandeel daarvan in de economische groei is slechts beperkt.

Daarnaast zijn er 7.949 buitenlandse ondernemingen in de onroerend goedsector actief. Zij stimuleren economische groei in een sterkere mate, al houdt dat uit de aard van de zaak keer op keer op wanneer een object een eigenaar heeft gevonden. Dit in tegenstelling tot de buitenlandse ondernemingen in de productieve, oftewel industriële sector. Zij leveren een voortdurend aandeel aan de economische groei. Daarom zijn investeringen in de productieve sector belangrijker voor een economie dan de non-productieve. Vooral voor economieën waarvan de industrie niet de sterkste kant is, zoals in Turkije.

Industrie

Bij de meeste buitenlandse investeringen die sinds 2002 in de productieve sector van Turkije zijn gedaan gaat het om de aankoop van bestaande ondernemingen. Werd buitenlands kapitaal geïnvesteerd in nieuwe industriële ondernemingen dan zou dat de groei meer ten goede komen. Dat laatste was geen probleem wanneer verreweg de meeste buitenlandse investeringen naar de productieve sector zouden gaan. Met een aantal van 6.308 nemen industrieondernemingen in buitenlandse handen echter de laatste plaats in.

Deze factoren verklaren waarom de toename aan buitenlandse investeringen sinds 2002 zich niet vertaalt in een evenredige economische groei.

Afname

Een veeg teken voor de groei is dat het aantal buitenlandse ondernemingen binnen de productieve sector niet toe-, maar afneemt. In de praktijk blijkt dat buitenlandse investeerders in dit economische segment het meest gevoelig zijn voor kwesties in Turkije die wereldwijd regelmatig in de media te vinden zijn: aanslagen, politieke instabiliteit en druk op de rechtsstaat.

Wat betreft dat laatste ziet deze groep dat journalisten en academici die kritisch doch geweldloos ten opzichte van de regering staan, worden gearresteerd en vervolgd, terwijl gewelddadige fundamentalisten vrijuit gaan. Daarnaast wordt de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht in toenemende mate met voeten getreden door de greep daarop van de regering. Komt daar dan nog een wet bovenop waardoor ondernemingen erg eenvoudig onder beheer van de overheid kunnen worden geplaatst, dan doet dat het vertrouwen in de Turkse rechtsstaat afnemen onder buitenlandse investeerders in de zo belangrijke productieve sector.

Belastingvoordelen

Zoals ik in mijn vorige artikel al schreef, wil de regering nu met extra belastingvoordelen trachten om buitenlandse investeerders aan te trekken, dan wel vast te houden. Deze stimulans zal niet primair gericht zijn op buitenlandse investeringen die al groeien. In plaats daarvan zal het vooral gaan om het productieve segment.

Of dit beleid kan compenseren voor het groeiende gebrek in de Turkse rechtsstaat onder buitenlandse investeerders binnen de industrie, zal de toekomst uitwijzen. Dat de noodzaak tot dit beleid nu wordt ingezien zegt op zich echter al veel over de toestand van de Turkse economie.

Volg Peter Edel op Twitter

Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)

1 REACTIE

  1. Peter, begrippen als ‘stabiliteit’ en ‘instabiliteit’ kunnen op verschillende wijzen worden gedefinieerd. Zolang het volk niet in opstand komt, zal het investeerders een rotzorg zijn wanneer politici rollend over de vloer gaan. En men ligt nog minder wakker van een gebrek aan vrije meningsuiting en arrestatie van journalisten. Als dat laatste wel het geval was zou het Europese en Amerikaanse bedrijfsleven en bankwezen geen grote zaken doen met China. Pas wanneer de onderdrukking leidt tot grote sociale onrust, grootscheepse stakingen en volksoproeren beginnen investeerders zich zorgen te maken en gaan ze er met de poen van door. Sprekend over Turkije zag je dat bijvoorbeeld met de demonstraties en de gewelddadigheden rond het Gezipark in 2013; het gevolg was dat de beursaandelen en de lira in waarde daalden. Maar dat was van tijdelijke aard. Overigens is een waardedaling van de munt relatief en kan ook het gevolg zijn van de waardestijging van de dollar en euro.
    .
    Bovendien is de Turkse infrastructuur in de afgelopen twintig jaar ingrijpend verbeterd. Ik ben goed bekend met de Egeïsche kustregio en heb in die periode gezien hoe smalle, slecht begaanbare wegen werden verbreed en daarna nog eens op de schop gingen – met gevolg dat de interlokale verbindingen tegenwoordig van West-Europese kwaliteit zijn. Een stad als Izmir beschikt over een hypermoderne metro waarbij Amsterdam haar vingers kan aflikken. Overal zijn gigantische winkelcentra verrezen. Ook de energievoorziening is de laatste jaren sterk verbeterd; stroomstoringen doen zich minder voor. Dat is niet alleen van belang voor de bevolking, maar vooral voor het bedrijfsleven en investeerders. In die zin scoort Turkije goed.
    .
    Ten derde kent Turkije geen sterke, onafhankelijke vakbeweging en zijn linkse groeperingen van oudsher klein, sektarisch en zwak georganiseerd. Zo heb ik nooit begrepen wat er ‘sociaal-democratisch’ is aan de CHP, want van oudsher gaven de kemalisten meer prioriteit aan het leger (in omvang na de VS het grootste van de NAVO) en de oorlogsfinanciering dan aan het optuigen van een minimale verzorgingstaat. In die zin hebben Turkse arbeiders veel minder te verliezen dan de Fransen die massaal de straat op gaan voor het behoud van 35-urige werkweek. Miljoenen Turken leven in een neoliberale 24-uurseconomie op of onder een bestaansminimum, terwijl de arbeidsomstandigheden slecht (en vaak gevaarlijk) zijn en is de werkloosheid groot. Een progressief belastingsysteem functioneert nauwelijks, de grijze economie tiert welig en de staatkas moet het vooral hebben van indirecte belastingopbrengsten (waardoor de zwaarste lasten niet drukken op de sterkste schouders). Het is nooit anders geweest; een groot deel van de bevolking is gewend om te overleven. Waarbij komt dat een paar miljoen Syrische vluchtelingen concurreren op de ‘arbeidsmarkt’ en bereid zijn om zich voor een handvol lira’s uit de naad te werken. Wie getuige wil zijn van een race to the bottom moet in Turkije zijn.
    .
    En voor de rest? Wat ik in tegenstelling tot vorige jaren merk is angst en gelatenheid, zelfs in de Egeïsche regio waar de AKP het nog steeds aflegt tegen de CHP. In Turkije heerst niet alleen een politieke, maar ook een sociaal-economische dictatuur. Zolang die voortduurt en massaal verzet uitblijft, hebben investeerders weinig reden tot vrezen. Een aanwijzing? Die oranje kutleeuw van de ING kom je hier steeds meer tegen…

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here