De staatsgreep van 12 maart 1971

0
8

Oeps, we waren het bijna vergeten. Aan de andere kant kan het ons nauwelijks kwalijk worden genomen dat we even over het hoofd zagen dat er afgelopen zaterdag precies veertig jaar geleden een staatsgreep plaatsvond in Turkije. De Turkse media hebben er namelijk absoluut niet bij stilgestaan. Nu lezen we natuurlijk niet alle Turkse kranten. Maar die wie we wel lezen hebben er geen woord aan gewijd. En dat is vreemd, gezien alle media-aandacht verleden jaar voor de staatsgrepen in 1960 en 1980 en recentelijk ook voor de ‘postmoderne coup’ van 1997. Ook al omdat de staatsgreep van 1971 zeker zijn sporen heeft nagelaten. Vooral voor Turkse socialisten was het een ingrijpende gebeurtenis.

De situatie waarin de staatsgreep van 1971 plaatsvond ontstond nadat in 1965 weer verkiezingen hadden plaatsgevonden, na de coup van 1960. Süleyman Demirel werd toen premier. Hoewel hij in 1969 herverkiezing veilig kon stellen, kende Demirel veel problemen. Onder hem werd Turkije getroffen door een economische crisis, met veel sociale onrust als gevolg. Stakingen en demonstraties waren aan de orde van de dag en confrontaties tussen radicaal links en extreemrechts kwamen steeds vaker voor. Een confrontatie was er in februari 1969, toen de Amerikaanse zesde vloot Istanbul aandeed. Het vreedzame protest van 30.000 demonstranten tegen de VS op Taksim Square werd verstoord door extreemrechtse provocateurs. Linkse publicisten plaatsten dit incident later onder de categorie van ‘fascistisch georganiseerd geweld’ en schreven het aan de contraguerrilla toe, de operationele tak van het geheim anti-linkse netwerk dat in West-Europa Gladio werd gedoopt. In 1969 wisten echter nog maar weinig Turken van de contraguerrilla.

Tegen het einde van de jaren zestig hadden de Turkse strijdkrachten (TSK) weinig meer op met Demirel. Veel militairen die bij de machtsovername van 1960 betrokken waren geweest, vonden dat de ideële grondslag daarvan onder Demirel verwaterd was geraakt. De coup van 1960 had voor hen tot een herwaardering van het kemalisme en sociaaleconomische hervormingen moeten leiden en daar was volgens hen weinig van terecht gekomen. Door deze factoren hing een volgende militaire staatsgreep in de lucht. Weinig Turken twijfelden daarover. Onduidelijkheid was er vooral over de aard van de verwachte machtsovername, want er waren verschillende fracties binnen de TSK.

Een daarvan stond onder leiding van Generaal Cemal Madanoglu, die eerder tevens bij de staatsgreep van 1960 betrokken was geweest. Ook voor Madanoglu had de staatsgreep van 1960 slechts tijdelijk de gewenste uitwerking gehad en was Turkije toch weer van het door Atatürk uitgestippelde pad afgeweken. De groep rond Madanoglu had echter een linkser karakter dan de junta van 1960. Deze werd niet alleen gesteund door militairen met de hoogste rangen, maar ook door linkse intellectuelen die hun enthousiasme voor de Sovjet-Unie niet onder stoelen en banken staken. De Madanoglu-groep beraamde een plan om wederom een (min of meer) democratisch gekozen regering naar huis te sturen. Dat moest gebeuren op 9 maart 1971. Dat die datum niet haalbaar bleek, kwam door Generaal Muhsin Batur. Deze eveneens als links bekend staande militair leek sympathiek ten aanzien van Madanoglu te staan, maar toen het er op aan kwam gaf Batur de namen van de samenzweerders door aan Premier Demirel en de nationale inlichtingen- en veiligheidsdienst MIT.

Daarop besloot een uiterst anticommunistische groep binnen de strijdkrachten, onder leiding van stafchef Memhud Tagmac, in te grijpen. Niet alleen om de staatsgreep van 9 maart te verijdelen, want om aan alle onzekerheid een einde te maken, besloot deze fractie binnen de TSK op 12 maart zelf de controle over het land in handen te nemen. De 12/3 staatsgreep van 1971 wordt ook wel ‘het memorandum’ genoemd. Naar het document dat op 12 maart door opperbevelhebber Tagmac aan Premier Demirel werd overhandigd. Daarmee dwong de rechtervleugel van de TSK Demirel op te stappen. Hij moest plaatsmaken voor een bewind dat naar eigen zeggen een einde zou maken aan de chaos in het land. Als Demirel geen gehoor aan de oproep gaf, zou het leger overgaan tot zijn ‘constitutionele plicht’ en de macht overnemen. Met het lot van oud-Premier Adnan Menderes in het achterhoofd, die het na de staatsgreep van 1960 met de dood moest bekopen, koos Demirel eieren voor zijn geld en trad terug.

Dezelfde dag nog werd de linkse beweging door de militairen aangewezen als verantwoordelijk voor de chaotische situatie. Linkse groepen als Dev-Genc (Federatie van jonge revolutionairen) werden verboden en ook de Turkse vakbonden werd een gevoelige slag toegebracht. Er waren huiszoekingen en er vonden arrestaties plaats. Bovendien nam het geweld tegen socialisten toe van de ultranationalistische Grijze Wolven. Aan het linkse protest kwam ondanks de militaire repressie geen einde. Socialistische strijders bleven zich uit alle macht verzetten, waarbij gewapend activisme niet uit de weg werden gegaan. De ontvoering van de Israëlische consul door een linkse actiegroep leidde tot een grootschalige militaire actie tegen linkse activisten, intellectuelen en journalisten. Zij werden verhoord in Ziverbey villa, een pand in het Aziatische deel van Istanbul, dat sinds eind jaren vijftig door de contraguerrilla gebruikt werd voor het verhoren van personen uit communistische landen. De sindsdien ontwikkelde ‘speciale verhoortechnieken’ werden na de machtsovername van 1971 ingezet tegen Turkse socialisten. Onder aanvoering van Generaal Unlutürk werden zij in Ziverbey villa gemarteld. Tot het doen van bekentenissen of het geven van informatie over kameraden. Volgens een getuige was ook Generaal Veli Kücük bij deze hardhandige verhoren betrokken. Hij zit thans gevangen op verdenking van betrokkenheid bij Ergenekon, het netwerk dat volgens aanklager Zekeriya Öz een gewelddadig einde van Recep Tayyip Erdogans AK-partij voor ogen stond.

(Peter Edel)

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here