Nooit meer een andere baan voor Driss Amajoud

1
4

‘Eigenlijk wist ik altijd al wat ik wilde’

Hoewel de economische crisis anders doet vermoeden, dreigt er de komende jaren een fiks tekort aan chauffeurs te ontstaan in de transportsector. Het naderende probleem is al enkele jaren bekend, maar een oplossing is nog niet in zicht. Wel is duidelijk dat met name allochtonen zich nog te weinig laten verleiden om achter ‘the big wheel’ te kruipen. Afval- en recyclingbedrijf Van Gansewinkel is echter een bijzondere uitzondering. Verslag vanaf een portaalwagen.

Tekst: Willem van Leeuwen
Foto: Marc Dorleijn

DrissBij Van Gansewinkel kijken ze je raar aan als je begint over een ‘allochtonenprobleem’. Tenminste bij de vestiging in Amsterdam. Hier rijden zo’n vijftig chauffeurs op kraak/perswagens en portaalwagens. Ronald Moolhuizen is hier de transportcoördinator: ‘Dit is niet bepaald een ‘wit’ bedrijf en dat is het ook nooit geweest. Je kunt onze vestiging wel een smeltkroes van culturen noemen. Behalve Nederlanders hebben we Surinamers, Antillianen, Turken, Marokkanen en Polen op onze wagens. Iedereen moet overal kunnen werken, is het motto hier. Het enige wat bij ons telt is dat je in de groep past. We moeten het werk met zijn allen klaren, dus moet je het de ander niet te lastig maken.’ Over de sfeer in het multiculturele bedrijf zegt Ronald Moolhuizen: ‘Ik ben natuurlijk niet objectief, maar afgaand op het geringe verloop bij ons denk ik dat de meeste allochtone chauffeurs het hier goed naar hun zin hebben. Waarom vraag je het ze anders zelf niet?’ Gaan we doen.

Speelgoedtrucks
Driss Amajoud emigreerde in 1982 op veertienjarige leeftijd met zijn ouders van Marokko naar Nederland. Het gezin kwam terecht in Amsterdam en Driss woont daar nog steeds. Het is inmiddels helemaal ‘zijn’ stad. ‘Toen ik op mijn veertiende hier kwam wist ik eigenlijk al wat ik wilde worden,’ vertelt hij. We zitten op een portaalwagen en zijn op weg om een container vol puinafval op te halen bij een renovatieproject in Amsterdam-West. ‘Als kind wilde ik vrachtwagenchauffeur worden,’ zegt Driss. ‘Ik had allerlei speelgoedtrucks waarmee ik speelde. Maar als met zoveel dingen liep het leven aanvankelijk anders. Ik had allerlei baantje en kwam op een gegeven moment terecht in de keuken van een cateringbedrijf. Daar had ik het niet zo naar mijn zin, voelde me een beetje opgesloten. Altijd maar binnen werken, dat was het gewoon niet voor mij. Van Gansewinkel kwam bij ons afval ophalen en stiekem was ik jaloers op die chauffeur, die overal heen reed. Op een dag heb ik gewoon de stoute schoenen aangetrokken en hem gevraagd of ze geen mensen nodig hadden. Hij regelde een afspraak voor me en ik was meteen welkom als bijrijder op een vuilniswagen. Dat was niet mijn einddoel, maar ik wist na een tijdje wel zeker dat het chauffeursvak precies was wat bij mij past. Na anderhalf jaar heb ik aangegeven dat ik zelf graag achter het stuur wilde en mijn baas vond het prima als ik het rijbewijs C zou halen.’
Het was best pittig geeft hij toe: ‘Vooral het theoretische gedeelte. Je moet toch in een paar weken administratie-, verkeer- en techniekexamen doen. Maar ik heb het in één keer gehaald, het praktijkdeel in tweeën. Is ook goed, toch?’

Ik voel me vrij
Hij rijdt alweer een jaar of negen op de portaalwagen. ‘Ik vind het heerlijk, kijk om je heen, vanaf je stoel heb je toch een geweldig uitzicht? Ik voel me vrij, ik mag zelf bepalen hoe ik naar de klant rijd, ik bepaal zelf wanneer ik pauze neem en niemand die op mijn vingers kijkt.’ We nemen de afslag richting Osdorp. Driss kent Amsterdam op zijn duimpje: ‘Beter dan ik Cassablanca ken,’ zegt hij lachend. Amsterdam is een heerlijke stad, ik hou van de drukte. In het weekend ga ik met mijn kinderen vaak naar de binnenstad, even de Kalverstraat op een neer, of naar McDonald’s. Prachtig al die mensen.’
Ook met zijn wagen heeft hij geleerd om te gaan met de stadsdrukte én met de ongeduldige volksaard van de Amsterdammer: ‘Alles moet snel hier,’ zegt hij. ‘Iedereen heeft haast.’ In het begin moest ik daaraan wennen, het getoeter en geroep van mensen achter je, die even moeten wachten. Amsterdam heeft veel nauwe straten en ik moet net als iedereen mijn werk kunnen doen. Vroeger riep ik nog wel eens wat terug als er wordt gescholden, of ik liet me opjagen, maar nu niet meer. Hoogstens loop ik op iemand die boos is, af en zeg heel rustig dat als hij mij nu even snel mijn werk laat doen, ik vijf minuten later weer ben vertrokken. Als je niet rustig kunt blijven dan moet je dit werk niet kiezen.’

Afblijven
Al voelt hij zich Amsterdammer, hij blijft Marokkaan. Ook voor sommige Nederlanders: ‘Ja ik word nog wel eens uitgescholden, (lachend) meestal voor stomme Turk! “Sorry, ik ben stomme Marokkaan, zeg ik dan”. Het gaat mijn ene oor in en het andere weer uit. Zolang ze van me afblijven, roepen ze maar.’ Maar maak niet meer van die discriminatie dan het is, zegt Driss. ‘Het chauffeursvak vind ik veel te leuk om mijn plezier door een paar gasten te laten vergallen. Een aantal vrienden van me zijn trouwens ook chauffeur geworden. Die werden zo enthousiast van mijn verhalen dat ze zich hebben aangemeld bij een transportbedrijf!’
Binnen tien minuten heeft Driss de volle container op de bouwplaats omgewisseld voor een lege en zijn we weer op de weg terug. Van Gansewinkel is een fijne werkgever, zegt hij, weer met een grapje: ‘Want ze betalen mijn salaris altijd op tijd. Maar serieus, de mensen zijn aardig. Sommige roepen “sahbi!” naar me. Dat betekent “vriend”, dat heb ik ze geleerd.’
Een paar keer per jaar wordt er voor het personeel wat georganiseerd, zoals met Kerst: ‘Ik ga daar altijd heen. Ja, ik ben moslim, maar dat maakt toch niet uit? Je krijgt de kans om op een leuke manier je collega’s te ontmoeten, om ze beter te leren kennen. Daar gaat het toch ook om in ’t leven?’

1 REACTIE

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here