Herdenking van de slag bij Koet al-Amara (COLUMN)

0
18

Halil_Pasha

Istanbul/Peter Edel (COLUMN) – Dat het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke overwinning boekte bij Canakkale weet iedereen die zich een beetje in de Turkse geschiedenis heeft verdiept. Dat de Ottomaanse militairen bij Koet al-Amara, in het huidige Irak, nogmaals een overwinning boekten is veel minder bekend. Dit jaar is dat een eeuw geleden.

De slag bij Koet al-Amara was van groot belang voor Groot Brittannië, omdat het winnen ervan de weg zou openen naar Bagdad. Daar hadden de Britten hun zinnen op gezet. Niet alleen om wraak te nemen voor de pijnlijke nederlaag bij Canakkale, maar ook vanwege de olie in het gebied. Ze slaagden niet in hun opzet. Althans, niet in eerste instantie, want een jaar later namen ze het gebied alsnog in bezit, waarna het Ottomaanse Rijk het nooit meer terugkreeg.

De Turken herdachten de overwinning bij Koet al-Amara tot 1952. Dat jaar werd Turkije lid van de NAVO en onderdeel van de overeenkomst was dat er voortaan geen herdenking meer zou worden gehouden van de voor de Britten vernederende nederlaag.

23 april

Behalve voor historici raakte de slag bij Koet in vergetelheid. Tot dit jaar, want in februari gaf vicepremier Tugrul Türkes opdracht aan het ministerie van Onderwijs en andere instanties om de vergeten overwinning opnieuw te herdenken.

President Erdogan stond er ook bij stil. Toen hij het belang van de overwinning bij Koet al-Amara benadrukte sprak hij tegen dat de geschiedenis van Turkije met de onafhankelijkheidsoorlog (1919-1924) begon. Dat kwam niet als een verrassing. Islamisten als Erdogan vinden de slag bij Canakkale ook veel belangrijker dan de onafhankelijkheidsoorlog.

Dat de herdenking plaats moest vinden op 29 april verraadde een politiek addertje onder het gras, want zes dagen daarvoor wordt in Turkije de oprichting gevierd van het Turkse parlement, een gebeurtenis die nauw verbonden is aan Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de Turkse Republiek. Traditiegetrouw stond 23 april dag in het teken van de jeugd. Dit jaar werd de viering ervan echter nogal beperkt. Officieel uit piëteit met de tijdens de oorlog in het Zuidoosten omgekomen militairen, maar de kemalisten zeggen weten beter te weten. Zij zien dit als onderdeel van een door de AKP ondernomen campagne om Atatürk waar mogelijk uit de Turkse geschiedenis te verwijderen.

Nurredin

Bij de herdenking van Koet al-Amara zag de regerende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) een heldenrol weggelegd voor Nureddin Pasja. ‘Nurredin met de baard’ werd hij genoemd om verwarring met naamgenoten te voorkomen. Het is echter onduidelijk hoe ver zijn rol ging bij Koet al-Amara. Volgens de publicist Cengiz Candar werd Nurredin zelfs pas later generaal en was hij destijds nog gouverneur van Bagdad en Basra.

Nurredin werd later geen grote vriend van Atatürk, zoveel is duidelijk. Hij mocht dan in de onafhankelijkheidsoorlog hebben gevochten, maar de republikeinen vonden hem verdacht omdat hij tot assistent werd benoemd van de door hen verguisde sultan Abdulhamid II.

Reactionair

Nurredin trad tot het Turkse parlement toe, maar op basis van een onafhankelijke kandidatuur en niet als lid van Atatürks Republikeinse Volkspartij (CHP). Hij keerde zich tegen Atatürks beroemde ‘hoedenwet’, waarmee de traditionele fez verbannen werd. Nurredin achtte deze wet in strijd met de grondwet, wat justitieminister Mahmud Esad Bozkurt ertoe bracht hem een ‘reactionair’ te noemen.

In 1927 kreeg Nurredin een veeg uit de pan van Atatürk in diens beroemde ‘Nutuk’ (toespraak). Hij verweet de pasja een biografie over zichzelf te hebben laten schrijven waarin (volgens Atatürk) ten onrechte stond dat Koet al-Amara onder zijn commando was omsingeld.

Na uit de gratie te zijn geraakt, overleed Nurredin in 1932. Het is goed mogelijk dat zijn bijdrage aan de overwinning bij Koet al-Amara wordt ondergewaardeerd in de Turkse geschiedenis vanwege zijn oppositie tegen Atatürk. Voor de AKP zou dat reden kunnen zijn om eerherstel voor hem na te streven, al spelen de goede betrekkingen die Nurredin met Abdulhamid had wellicht ook een rol. Abdulhamid, die door zijn harde optreden tegen Armeniërs de bijnaam ‘bloedige sultan’ kreeg in Europa, staat immers hoog in de achting bij president Erdogan.

Halil

De overwinning bij Koet al-Amara is ook aan een andere pasja toegeschreven. Deze Halil pasja zou afgemaakt hebben wat Nurredin begon, en daardoor de echte held zijn. Hij hield daar de naam ‘Halil Koet’ aan over.

In tegenstelling tot Nurredin was Halil, die naar dezelfde school ging als Atatürk, een aartsvijand van Abdulhamid. Hij was ook lid van het Comité van Eenheid en Vooruitgang (ITC) dat na de Jonge Turken revolutie van 1908 een einde maakte aan de absolute macht van de sultan.

Goed mogelijk dat de AKP Halil vanwege zijn aversie jegens Abdulhamid buiten beschouwing wil laten bij de Koet al-Amara herdenking, om in plaats daarvan Nurredin naar voren te schuiven.

Zelfs kan ik nog een reden bedenken waarom het een slecht idee zou zijn om een heldenrol van Hilal te benadrukken, want mensenlief, hij was geen beste.

In zijn pas in 1972 gepubliceerde memoires schreef Halil dat hij:

‘onschuldige Koerden aan bomen langs wegen ophing om angst te verspreiden.’

Daar blijft het niet bij. Er zijn meer redenen om aan te nemen dat Halil een oorlogsmisdadiger was.

Armeniërs

Halil was de oom van Enver pasja, de minister van Oorlog van het Ottomaanse Rijk. Enver behoorde tot het driemanschap dat tijdens de Eerste Wereldoorlog opdracht gaf tot de deporatie van Armeniërs. Halil had daar, voordat hij naar Koet al-Amara ging, een nadrukkelijk aandeel in.

Een door de Zweedse historicus David Gaunt opgevoerde getuige zei over Halil dat hij in de gebieden Bitlis, Mus en Beyazit de gehele bevolking – dus niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen – zonder pardon liet uitmoorden, waarbij veel slachtoffers levend werden begraven. Huiveringwekkend, wat de reden ook was van Halils enthousiasme voor massamoord onder Armeniërs.

In zijn reeds genoemde memoires schreef Halil:

‘De Armeense natie, die ik tot het laatste lid ervan heb getracht te vernietigen, omdat zij probeerde mijn land uit de geschiedenis te verwijderen als gevangene van de vijand in de meest verschrikkelijke en pijnlijke dagen van mijn Turkse vaderland…, ik zal er voor zorgen dat geen enkele ademende Armeniër op aarde overblijft.’

Om boze gezichten te voorkomen zal ik dit citaat maar niet verbinden aan de claim van historici die menen dat achter de deportatie van Armeniërs in 1915 de intentie tot volkerenmoord schuilging. Bovendien, premier Davutoglu zei een paar dagen geleden nog dat Turken altijd de bij oorlog geldende regels hebben nageleefd en hun krijgsgevangen op een humane manier behandelden. Laten we het daarom maar op een ‘persoonlijke mening’ van Halil houden en er vanuit gaan dat de Armeniërs in Bitlis, Mus en Beyazit zichzelf levend begroeven…

Overigens worden ‘de gebeurtenissen van 1915’ jaarlijks op 24 april herdacht door Armeniërs. In 1915 werden op deze dag 250 Armeense intellectuelen uit Istanbul weggevoerd. In dezelfde week waarin Turkije de oprichting van het Turkse parlement herdenkt en dit jaar dus ook de overwinning bij Koet al-Amara. Drukke week.

Moskou

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog namen de Britten Halil gevangen in Istanbul. Hij wist echter te ontsnappen en week uit naar Moskou, waarmee hij aan vervolging ontkwam.

Na de ondertekening van het Verdrag van Moskou tussen het Ottomaanse Rijk en de Sovjet Unie, bracht Halil een voorraad goud naar Ankara. Daarmee compenseerde Lenin voor de teruggave aan de Sovjet Unie van de Zwarte Zeestad Batum (in het huidige Georgië) door de Ottomanen. Ook toen mocht Halil echter nog niet in het Ottomaanse Rijk blijven. Hij trok terug naar Moskou, waarna hij nog een tijd in Berlijn verbleef.

Berktay

Halil keerde pas terug naar Turkije nadat de republiek daar was uitgeroepen. Hij overleed in 1957.

Veel later kreeg Halil een naamgenoot in de persoon van Halil Berktay, een Turkse historicus en professor aan de Sabanci Universiteit. Deze Hilal schroomt er niet voor om ‘de gebeurtenissen van 1915’ genocide te noemen. Hij werd ter sprake gebracht in een door Wikileaks onthulde cable uit 2004 van de Amerikaanse Consul-Generaal David Arnett. Daarin schreef Arnett:

Berktay stelt dat de [Ottomaanse] archieven twee keer “gezuiverd” zijn van belastende bewijzen over de Armeense genocide. De eerste vond plaats in 1918: tijdens de militaire tribunalen van 1919 in Turkije werd onthuld dat “documenten waren gestolen uit de archieven.’”

Onder toenmalig president Özal werd begin jaren negentig nogmaals ‘de kast schoongemaakt’, staat verder in het bericht van Arnett.

Dat Arnett de woorden ‘Armeense genocide’ schreef valt op, want officieel zijn ‘de gebeurtenissen van 1915’ nooit als zodanig erkend door de VS. Laten we dit ook maar op een ‘persoonlijk mening’ houden…

Volg Peter Edel op Twitter

Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here