Istanbul – Op 18 mei jl. werden bomaanslagen gepleegd op vestigingen van de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP) in de Turkse steden Adana en Mersin. Door de bommen, die verstopt waren in een vrachtpakket en een bloemboeket, vielen vier gewonden en werden gebouwen zware schade toegebracht.
Drie dagen na de aanslagen legde het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken een verband tussen de geïdentificeerde – doch nog niet gearresteerde – dader en de DHKP/C, een radicaal linkse organisatie die al verschillende aanslagen in Turkije pleegde.
Op 22 mei sprak HDP-leider Selahattin Demirtas tegen dat de DHKP/C de aanslagen pleegde. In plaats daarvan wijzen die volgens hem in de richting van de Islamitische Staat (IS). Hij zei dat tijdens een bezoek aan een taxistandplaats in het stadsdeel Esenkent van Istanbul. Demirtas:
‘De dader was betrokken bij activiteiten over de Syrische grens. Hij is een familielid van een aan IS verbonden extremist. Hij heeft ook een tijd in een vesting van IS gewoond. Deze persoon, waarvan gezegd wordt dat hij banden heeft met de DHKP/C, is aan IS verbonden. De regerende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) zwijgt daarover, maar alles wijst in de richting van de AKP en niet van de HDP.’
Eveneens op 22 mei wees de medevoorzitter van de HDP, Figen Yüksekdag, de verklaring van premier Ahmet Davutoglu over de dubbele aanslag van de hand. Davutoglu bevestigde tijdens een toespraak een dag eerder een verband met de DHKP/C. Yüksekdag:
‘Schaam je over je leugens,…. de AKP zit achter de aanslagen.’
Istanbul/Peter Edel
